Auteurs: Robert Bäumler en Bo Berkman, beiden zijn werkzaam bij de Belastingdienst. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
De fiscale spelregels in internationale situaties zijn veelal complex. In een eerder artikel hebben wij de heffingskortingen in internationaal verband besproken. Een ander onderwerp in de – uiteraard deels gekscherend bedoelde – reeks ‘snapt u het nog?’ is de kwalificerende buitenlandse belastingplicht. Sinds de vervanging van de keuzeregeling(1) door de regeling van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht(2) per 1 januari 2015 is al veel over deze regeling geschreven, waaronder in dit vakblad. Kernvraag is veelal of de KBB-regeling wel een voldoende vertaling vormt van de Schumacker-doctrine(3), waar de regeling op is gebaseerd. In de bijna acht jaar sinds de invoering is ook al veelvuldig over de KBB-regeling geprocedeerd. We moeten concluderen dat de Schumacker-doctrine nog allesbehalve uitgekristalliseerd is. In dit artikel zullen wij eerst kort ingaan op doel en strekking van deze doctrine en (mede aan de hand van voorbeeldsituaties) het bestaande wettelijke kader schetsen, waarbij we enkele opvallendheden aanhalen. Daarna bespreken we enkele openstaande (rechts)vragen en ontwikkelingen op dit vlak, waarbij misschien wel een van de voornaamste is hoe om te gaan met een “gedeeltelijke Schumacker-situatie”.
Voor de volledige inhoud dient u in te loggen
Wilt u meer lezen en altijd op de hoogte zijn van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdend werken? Sluit een abonnement af. Heeft u al een abonnement, dan kunt u uiteraard inloggen.
Sluit een abonnement af