Auteur: Mr. R. (Ruud) van Bommel, werkzaam bij EY Belastingadviseurs, People Advisory Services (Ruud.van.Bommel@nl.ey.com)
Iedere afgestudeerde fiscalist herinnert zich van het college over de loonheffingen (voor zover dat onderdeel uitmaakte van de studie) in ieder geval één ding: alles is loon. Beter verwoord, in artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 staat in het eerste lid: loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Over het algemeen wordt aangenomen dat aan dit loonbegrip is voldaan als aan drie voorwaarden wordt voldaan: 1) de voordeelseis, 2) de causaliteitseis en de 3) verstrekkingseis. In de literatuur is het meeste geschreven over de causaliteitseis, waarbij de wetgever heeft aangegeven dat ook na de invoering van de werkkostenregeling de leer van de redelijke toerekening onverkort van toepassing blijft.(1) In dit artikel wordt ingegaan op de eerste voorwaarde, de voordeelseis, waarover in sommige gevallen (te) gemakkelijk wordt heengestapt. Eerst wordt de voordeelseis nader toegelicht en geduid aan de hand van de (beperkt) aanwezige jurisprudentie en literatuur. Vervolgens spitst dit artikel zich toe op services die in de global mobility praktijk veelal aan cliënten worden aangeboden. Leveren deze services voor de werknemer een loonvoordeel op? En, zo ja, kan de gerichte vrijstelling voor extraterritoriale kosten (hierna: ET-kosten) worden gebruikt of moet de werkgever deze kosten onderbrengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling om te voorkomen dat de belastingheffing voor rekening van de werknemer komt?
Voor de volledige inhoud dient u in te loggen
Wilt u meer lezen en altijd op de hoogte zijn van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdend werken? Sluit een abonnement af. Heeft u al een abonnement, dan kunt u uiteraard inloggen.
Sluit een abonnement af