Auteurs: Thomas Dillmann en Marcel Peters-Kottig, respectievelijk Rechtsanwalt | Notar mit Amtssitz in Rheine (D) | Fachanwalt für Internationales Wirtschaftsrecht | Fachanwalt für Bau- und Architektenrecht (dillmann@alpmann-froehlich.de) en Rechtsanwalt | Internationaal ondernemingsrecht, Arbeitsrecht (peters-kottig@alpmann-froehlich.de)
Bij grensoverschrijdende arbeidsrelaties, zoals die tussen een Duitse werkgever en een Nederlandse werknemer, is het gebruikelijk dat de arbeidsovereenkomst een rechtskeuze bevat voor het recht van het vestigingsland van de werkgever. In veel gevallen is dit Duits recht. De Rome-I Verordening (Verordening (EG) nr. 593/2008) laat een dergelijke rechtskeuze toe, maar beschermt werknemers tevens tegen de uitsluiting van dwingendrechtelijke bepalingen van het recht van het land waar zij gewoonlijk werken. Een recente uitspraak van het Landesarbeitsgericht Hamm werpt nieuw licht op de grenzen van rechtskeuzebedingen. In deze zaak werd geoordeeld dat een contractuele bepaling waarin Duits recht werd gekozen, nietig is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid (§ 307 BGB). Dit arrest is juridisch relevant voor alle werkgevers die grensarbeiders in dienst hebben.
Voor de volledige inhoud dient u in te loggen
Wilt u meer lezen en altijd op de hoogte zijn van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdend werken? Sluit een abonnement af. Heeft u al een abonnement, dan kunt u uiteraard inloggen.
Sluit een abonnement af