Auteur: E.M. (Emma) Gunnewijk MSc, werkzaam bij Deloitte, Global Employer Services (emgunnewijk@deloitte.nl)
Sinds 1 januari 2009 is de pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen opgenomen in artikel 32bb van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: art. 32bb Wet LB). Door toepassing van art. 32bb Wet LB kan er een eindheffing van 75% worden geheven over het excessieve gedeelte van een vertrekvergoeding. Of daadwerkelijk sprake is van een excessieve vertrekvergoeding wordt vastgesteld op basis van een berekening. Het is hierbij dus niet relevant of er daadwerkelijk een separate vertrekvergoeding wordt toegekend. Hoewel de toepassing van art. 32bb Wet LB in nationale situaties al vragen kan oproepen, lijkt er zeker ook onduidelijkheid te bestaan over de toepassing van art. 32bb Wet LB in grensoverschrijdende situaties. De vragen richten zich met name op hoe de allocatie op grond van een belastingverdrag doorwerkt in de berekening van de pseudo-eindheffing. De Belastingdienst heeft recent haar zienswijze gedeeld over de uitwerking van art. 32bb Wet LB in een aantal grensoverschrijdende situaties door middel van de publicatie van kennisgroepstandpunten. Hoewel deze kennisgroepstandpunten een waardevol inzicht geven, kunnen de kennisgroepstandpunten niet universeel worden toegepast op alle internationale casussen waarbij art. 32bb Wet LB van toepassing is. In dit artikel zal een breder overzicht worden gegeven van de uitwerking van art. 32bb Wet LB in verschillende grensoverschrijdende situaties.
Voor de volledige inhoud dient u in te loggen
Wilt u meer lezen en altijd op de hoogte zijn van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdend werken? Sluit een abonnement af. Heeft u al een abonnement, dan kunt u uiteraard inloggen.
Sluit een abonnement af