Auteurs: Robert Bäumler en Bo Berkman, beiden zijn werkzaam bij de Belastingdienst. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
Binnen de Wet IB 2001 zijn er twee soorten belastingplichtigen: binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. De soort belastingplicht is van belang voor het de bepalen van de heffingsgrondslag: een binnenlandse belastingplichtige wordt voor het wereldinkomen in de heffing betrokken, terwijl een buitenlandse belastingplichtige alleen ten aanzien van het Nederlandse inkomen wordt belast. Een bekende tussenvorm is de partieel buitenlandse belastingplichtige: iemand die beschikt over een beschikking 30%-bewijsregel, en eigenlijk binnenlands belastingplichtig is, maar voor de boxen 2 en 3 wordt behandeld als buitenlandse belastingplichtige. Een heel bijzondere verschijningsvorm is de zogeheten beperkte binnenlandse belastingplichtige. Dat is iemand die voor de Wet IB 2001, dus nationaalrechtelijk, een binnenlandse belastingplichtige is, maar voor toepassing van een belastingverdrag tussen Nederland en een ander land inwoner is van dat andere land. Deze bijzondere combinatie van nationaal recht en een belastingverdrag roept verschillende vragen op over hoe de inkomstenbelastingheffing vorm krijgt. Enkele van die vragen worden hier besproken.