Een procedure bij Rechtbank Den Haag illustreert het gegeven dat het vaststellen van het fiscaal inwonerschap de eerste stap is in een internationale casus. In casu oordeelt de rechtbank dat A niet geslaagd is in zijn onderbouwing dat hij als inwoner van de Verenigde Staten kon worden aangemerkt. Onder meer had A geen permanente verblijfstatus in de Verenigde Staten en was zijn gezin nog woonachtig in Nederland. Bijgevolg was de persoon inwoner van Nederland. Vervolgens komt de rechtbank ter zake van het materiële geschilpunt tot oordeel dat Nederland het vervreemdingsvoordeel in verband met aandelen van een BV in de heffing mag betrekken.
Bron: Rechtbank Den Haag 13 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:2569
Voor de volledige inhoud dient u in te loggen
Wilt u meer lezen en altijd op de hoogte zijn van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdend werken? Sluit een abonnement af. Heeft u al een abonnement, dan kunt u uiteraard inloggen.
Sluit een abonnement af