Geen cassatie vaststelling (dubbele) woonplaats

De staatssecretaris gaat niet in cassatie tegen twee hofuitspraken. In beide casus ontstond nationaalrechtelijk een dubbele woonplaats. Voor het belastingverdrag is Nederland niet het woonland, maar onstaat wel recht op Nederlandse fiscale faciliteiten. Bron: Ministerie van Financi&euml;n, 4 februari 2020 Hieronder ziet u eerst een algemeen bericht over het afzien van cassatieberoep 2019 van de staatssecretaris van Financi&euml;n. Daaronder vindt u de beschrijving over het hoe en waarom de staatssecretaris afziet van het instellen van cassatie in deze casus. De Roemeense casus vindt u als nieuwsbericht van 11 oktober 2019.De casus van het Zweedse echtpaar vindt u op deze site als nieuwsbericht van 22 november 2019. ---------------------------------- Toelichtingen bij afzien cassatieberoep 2019 Besluit | 19-02-2019 Een belanghebbende kan bezwaar maken tegen een beslissing van de overheid. Als het gaat om een belastingzaak, kan hij beroep instellen bij de rechtbank en eventueel in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Is de belanghebbende het niet eens met de uitspraak van het gerechtshof? Dan kan hij bij belastingzaken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. De Hoge Raad is de laatste beroepsmogelijkheid bij belastingzaken. Bij de Hoge Raad wordt de Belastingdienst vertegenwoordigd door de staatssecretaris. Soms besluit de staatssecretaris geen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. Ook kan hij besluiten een ingesteld cassatieberoep in te trekken. In de zogeheten mededelingen wordt een toelichting gegeven op deze beslissing. De reacties op een cassatievoorstel van de inspecteur - dus elk onderschrift en elke intrekking van een (pro forma) cassatieberoep - worden gepubliceerd op deze website. Hieronder volgt een overzicht van de mededelingen in 2019. De meest recente mededelingen staan bovenaan. Bijlagen Geen beroep in cassatie 'IB/Formeel: Ontvankelijkheid, woonplaats' Toelichting op intrekking beroep in cassatie van 8 november 2019, nr. 2019-0000184047, tegen de uitspraak van Hof ... Besluit | 04-02-2020 IB/Formeel: Ontvankelijkheid, woonplaats Toelichting op intrekking beroep in cassatie van 8 november 2019, nr. 2019-0000184047, tegen de uitspraak van Hof &lsquo;s-Hertogenbosch van 15 augustus 2019, nrs. 18/00666 tot en met 18/00670, ECLI:NL:GHSHE:2019:3089. Inhoudsindicatie uitspraak Hof op rechtspraak.nl Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of belanghebbende inwoner is van Nederland en/of Roemeni&euml; en wat de gevolgen van de beslissing daarover zijn voor de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2015. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende volgens de Nederlandse wetgeving inwoner is van Nederland, maar ook volgens de Roemeense wetgeving inwoner is van Roemeni&euml;. Er is sprake van een dubbel inwonerschap. Het Hof is in deze zaak van oordeel dat de persoonlijke en economische betrekkingen met Roemeni&euml; het nauwst zijn en baseert dit op het huwelijk met de Roemeense echtgenote en het feit dat belanghebbende veel meer dagen in Roemeni&euml; verblijft dan in Nederland. Dit betekent dat de Inspecteur slechts belasting mag heffen over de in Nederland gelegen woning (box 3) en dat de overige inkomsten in Roemeni&euml; mogen worden belast De staatssecretaris van Financi&euml;n trekt zijn beroep in cassatie in. Ter toelichting merkt hij het volgende op: Ontvankelijkheid hoger beroep Het Hof heeft met juistheid vastgesteld dat de termijn voor indiening van het hoger beroep eindigde op 3 december 2018 en dat het stuk eerst op (woensdag) 5 december 2018 bij het Hof is binnengekomen. Het stuk kent een dagtekening van (vrijdag) 30 november 2018, doch heeft op de enveloppe een poststempel van (dinsdag) 4 december 2018. Op de site Post NL wordt over het legen van straatbrievenbussen het volgende vermeld: &ldquo;Straatbrievenbussen worden dagelijks om 17.00 uur geleegd, behalve op zaterdag en zondag. En bij PostNL-locaties op werkdagen om 18.00 uur. Deze tijden verschillen, daarom staat op iedere brievenbus aangegeven hoe laat de brievenbus wordt geleegd. Benieuwd wanneer je post wordt bezorgd? Bekijk hieronder het overzicht met de dagen waarop we post bezorgen. We bezorgen je post van dinsdag tot en met zaterdag.&rdquo; Belanghebbende stelt dat hij vermoedt dat de brief op vrijdagavond 30 november 2018 na het legen van de brievenbus in die brievenbus is gedeponeerd. Op basis van de informatie van PostNL is de verwachte datum van het legen van de brievenbus dan maandag 3 december 2018, zodat een poststempel van die datum voor de hand ligt. In casu vermeldt de poststempel echter de datum dinsdag 4 december 2018. Bij een poststempel van dinsdag 4 december 2018 is aannemelijk dat de brief op z&rsquo;n vroegst op maandag 3 december 2018 na leging in de brievenbus is gedeponeerd. Uitgaande van deze laatste mogelijkheid zou het hoger beroep nog tijdig ter post bezorgd zijn. Nu het hoger beroepschrift op 5 december 2018 door het Hof is ontvangen is voldaan aan artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof heeft belanghebbende dus kunnen ontvangen in zijn hoger beroep. Nadere stukken tardief? Daarnaast speelt nog de kwestie dat belanghebbende 9 dagen voor de zitting een omvangrijk pakket aan nieuwe informatie (600 pagina&rsquo;s bankafschriften) heeft ingediend bij het Hof. Het Hof heeft deze informatie per ommegaande doorgestuurd aan de inspecteur. Gelet op de discussie over de woonplaats van belanghebbende heeft het Hof kunnen oordelen dat deze informatie van belang was voor de beslechting van het geschil. Het Hof heeft ondanks dat belanghebbende deze informatie eerder had kunnen indienen het standpunt van de inspecteur dat deze informatie als zijnde tardief buiten beschouwing gelaten dient te worden, dit standpunt niet gevolgd. Het Hof voert daartoe aan dat de inspecteur nog voldoende tijd heeft gehad om een en ander te kunnen beoordelen. Het Hof oordeelt daarmee in feite dat het behoorlijk verloop van de procedure is gewaarborgd. Binnen het kader van het arrest HR 1 oktober 2004, nr. 38 967, ECLI:NL:HR:2004:AR3099, BNB 2005/151 heeft het Hof dat kunnen oordelen. Woonplaats Verder heeft het Hof een oordeel gegeven over de woonplaats van belanghebbende. Gelet op de vastgestelde feiten heeft het Hof kunnen oordelen dat belanghebbende een duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland en dat hij op grond van artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als inwoner van Nederland kan worden aangemerkt. Omdat belanghebbende gemotiveerd stelde dat hij ook inwoner was van Roemeni&euml; heeft het Hof kunnen en mogen onderzoeken of die stelling grond heeft. Het stond het Hof vrij om binnen dit onderzoek, ondanks de antwoorden van de Roemeense autoriteiten dat belanghebbende geen inwoner was, te onderzoeken of aannemelijk is dat belanghebbende op grond van het Roemeense recht inwoner was van Roemeni&euml;. Het oordeel van het Hof dat belanghebbende, gelet op de woonplaats van zijn vrouw en zijn aannemelijk gemaakte verblijf bij zijn vrouw in Roemeni&euml;, het/een centrum van zijn levensbelangen in Roemeni&euml; had en om die reden als inwoner van Roemeni&euml; kon worden aangemerkt, acht ik niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het oordeel dat belanghebbende gelet op zijn gewoonlijk verblijf op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van het Verdrag met Roemeni&euml; als inwoner van Roemeni&euml; dient te worden aangemerkt, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting is evenmin onbegrijpelijk ---------------------------------------------- Geen beroepen in cassatie 'IB: Dubbele woonplaats/heffingskorting' Toelichting op intrekking beroepen in cassatie van 16 december 2019, nr. 2019-0000209192. Besluit | 04-02-2020 IB: Dubbele woonplaats/heffingskorting Toelichting op intrekking beroepen in cassatie van 16 december 2019, nr. 2019-0000209192, tegen de uitspraken van Hof &lsquo;s-Hertogenbosch van 19 september 2019, nrs. 18/00353 en 18/00354, ECLI:NL:GHSHE:2019:3472 en ECLI:NL:GHSHE:3791. Inhoudsindicatie uitspraak Hof op rechtspraak.nl Art. 4 AWR. Verdrag Nederland-Zweden. Inwonerschap. Toekenning heffingskorting. Belanghebbende en zijn echtgenote genieten van pensioen en wonen acht tot negen maanden per jaar in Zweden. Het Hof acht echter de duurzame banden van persoonlijke aard met Nederland voldoende sterk om aan te nemen dat zij (ook) zijn aan te merken als inwoners van Nederland. Zij zijn daarom binnenlandse belastingplichtige en hebben in beginsel recht op heffingskorting. Voor toepassing van het Verdrag Nederland - Zweden worden belanghebbende en zijn echtgenote geacht inwoner te zijn van Zweden, waardoor ze in Nederland beperkt binnenlands belastingplichtig zijn. Het Verdrag en het Unierecht staan niet in de weg aan toekenning van heffingskorting in dat geval. De staatssecretaris van Financi&euml;n trekt zijn beroep in cassatie in. Ter toelichting merkt hij het volgende op: In deze zaak gaat het om een belastingplichtige die op basis van het nationaal recht van Nederland en Zweden zowel als inwoner van Nederland als van Zweden kan worden aangemerkt. Op basis van het Verdrag wordt belanghebbende door het Hof uiteindelijk aangemerkt als inwoner van Zweden (gewoonlijk verblijf). Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk. Het oordeel sluit ook aan bij eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die inhoudt dat voor inwonerschap van Nederland niet nodig is dat de duurzame band van persoonlijke aard met Nederland sterker is dan die met een ander land (ECLI:NL:CRVB:2012:BW5323, BNB 2013/123). Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof belanghebbende terecht aangemerkt als beperkt binnenlands belastingplichtige. Op grond van artikel 2.7 Wet IB 2001 heeft belanghebbende dan recht op heffingskorting (belastingdeel algemene heffingskorting en ouderenkorting).

Menu

Geen cassatie vaststelling (dubbele) woonplaats

Nieuws